Dubbele (familie)naam Dubbele namen:
Later zijn het veelal combinaties van de familienamen van de beide ouders van degenen die deze dubbele namen hebben gecreëerd en vanaf de 19e eeuw daarvoor bij Koninklijk Besluit toestemming hebben gekregen, zoals Van Ingen Schenau en Van den Berg Jeths. Toestemming wordt verleend als de familie(naam) van de moeder zal uitsterven. Het samenvoegen van de familienamen van vader en moeder is overigens een gangbaar gebruik op het Iberisch schiereiland; daarvan zijn er ook een aantal in Nederland terechtgekomen waar ze vervolgens als zodanig aan volgende generaties worden doorgegeven, bijvoorbeeld Lopes Cardozo, Rodrigues Pereira, Vaz Dias, Bueno de Mesquita (namen die herinneren aan de vlucht van Portugese joden naar Holland). Als de vorming van
een dubbele naam officieel bij Koninklijk Besluit niet haalbaar is
geweest, wordt wel geprobeerd om de betreffende familienaam in de
geboorteakte als (tweede) voornaam op te nemen. Dan heet het kind
immers toch bijvoorbeeld Archibald Prins de Keizer (verzonnen
voorbeeld). Dat trucje wordt vervolgens weer met een wet tegengegaan
waarin wordt bepaald dat voornamen geen bestaande familienamen mogen
zijn (tenzij de naam als voornaam gangbaar is). Van die wettelijke
bepaling wordt nog steeds door ambtenaren van de burgerlijke stand
gebruik gemaakt om voornamen te weigeren. Ook als het er niet om
gaat een dubbele familienaam te creëren. Namen met de bijvoeglijke naamwoorden Groot, Klein (Lutje), Oud (Old) en Nieuw (Nij) duiden boerderijen aan, voornamelijk in Oost-Nederland. De namen van deze boerderijen laten zien dat bij een oorspronkelijk huis een nieuw huis is gebouwd: Groot Bronsvoort en Klein Bronsvoort uit Bronsvoort; Kleinen Traast bij Grotentraast; Lutke Schipholt bij Schipholt; Olde Agterhuis bij Agterhuis; Olde Olthuis bij Olthuis. • "Het blijkt dat in Nederland 4.850 dubbele geslachtsnamen voorkomen, welke gedragen worden door in totaal ongeveer 41.000 personen. Ten aanzien van 1.400 van die namen is inmiddels komen vast te staan, dat zij rechtmatig worden gedragen door ongeveer 7.500 personen. Voor 113 der overige dubbele geslachtsnamen, gedragen door 1.350 personen, is door den Hoogen Raad van Adel tot rectificatie geadviseerd. De overige 3.320 dubbele geslachtsnamen worden blijkbaar onrechtmatig gevoerd." [F.P.B., 'Dubbele geslachtsnamen', in: GN (1947), nr. 1, pagina 185-187]. • [Josselin de-1949]. • [H.F.W. Luiking, 'Bestaan er nog heerlijkheden en hoe te handelen met aan heerlijkheden ontleende namen', in: Het Personeel Statuut 13 (1962), nr. 1; reactie op voordracht van De Monté ver Loren (vergelijk: GN 1962, pagina 85)]. • [R.F. Vulsma, 'Dubbele geslachtsnamen met verbindende tekst', in: GN 21 (1966), pagina 19-21; aanvulling pagina 384]. • [W. Dolk, 'Meervoudige familienamen te Leeuwarden',
in: De Vrije Fries. Jaarboek uitgegeven door het Fries Genootschap
Geschied-, Oudheid- en Taalkunde en de Fryske Akademy 66 (1986),
pagina 83-95]. • [J. Schenk, 'Dubbele familienamen in Lekkerkerk', in: Historische Encyclopedie Krimpenerwaard 19 (1994), nr. 2, pagina 44-46]. • [H. Taubken, 'Große Hüttmann - Kleine Wienker - Lütke Schelhove. Zur Verbreitung eines Familiennamentypus', in: Niederdeutsches Wort 39 (1999), pagina 35-65]. Naamsverklaring Vries, de
Verklaring: Het is opvallend dat deze naam ten tijde van de naamsaanneming onder het bewind van de Fransen in 1811-12 massaal door inwoners van Friesland is aangenomen. Een gebaar van regionaal bewustzijn of uit gemak?
Naamsvermeldingen en literatuurreferenties: Van oudsher staat de Nederlandse kuststreek bekend onder de naam Frisia of Fresia: Friesland. De bewoners ervan heten Frisiones of Fresiones: Friezen. Ter onderscheiding van het Friese gebied in de tegenwoordige provincies Friesland en Groningen worden de Friezen in Holland ook wel Westfriezen genoemd (Fresiones occidentales). De naam Holland (< Holtland), die aanvankelijk mogelijk de geestgronden aan de monding van de (Oude) Rijn aanduidt, wordt in de 11e eeuw gangbaar voor het graafschap dat in deze periode als territoriale en culturele entiteit ontstaat. De eerste originele oorkonde waarin het graafschap Holland wordt genoemd, dateert uit 1101 met de vermelding van 'Florentius comes de Hollant' (= Floris II, graaf van Holland van 1091 tot 1121). Daarvoor staan de leden van de dynastie die sedert de 9e eeuw in deze streek het grafelijk gezag uitoefenden bekend als de Friese graven. Nadat een zoon van de graaf van Vlaanderen in 1063 met Geertruid, de weduwe van Floris I, trouwt, wordt hij door de Vlamingen nog Robert de Fries genoemd [J.W.J. Burgers, 'Holland omstreeks 1100. De 11e eeuwse transformatie van het Westfriese graafschap', in: Holland, regionaal-historisch tijdschrift 31 (1999), nr. 4-5, pagina 199-218]. [K. Heeroma, 'Drent(h), Groninger, De Vries (en De Jong)', in: DMB17 (1965), pagina 23]. [A. Sassen, 'Enkele etymologische opmerkingen over Noordoostnederlandse familienamen (waaronder De Vries)', in: Honderd jaar etymologisch woordenboek van het Nederlands, 's-Gravenhage 1990, pagina 449-461]. [Rentenaar-1990, pagina 76]. [Ann Marynissen, 'De Brabander, Brabers of Van Brabant? Over de lexicale en grammatische motivering van Nederlandse inwoners- en gebiedsnamen', in: Leuvense Bijdragen 92 (2003), nr. 3-4, pagina 239-255]. [Nieuwland-1980, pagina 75]. [R. Reinsma, 'Vriezen in Friesland', in: Onze Taal 55 (1986), pagina 107]. Waltger de Vries Gerulfszoon, 898, oudere broer van graaf Dirk I; in 914 graaf [C. Hoek, 'Het land langs de benedenloopagina van de Hollandse IJssel', in: Feestbundel D.P. Blok, Hilversum 1990, pagina 152]. Wordt met 'de Fries' anno 1100 wel een Fries aangeduid of is Hollander dan nog niet ingeburgerd? Een vlaamse gravenzoon krijgt nadat hij met de weduwe van Floris I huwt de bijnaam (Robert) de Fries [H. Bruch, 'De moord op de bisschop', in: Maandblad Oud-Utrecht 64 (1991), nr. 6, pagina 62]. Item van den lagheline dat here Heinric die Vriese tappede 10 lb., Dordrecht uitgaven 1283-84. Item heren Hughen ver Zegheraden sone ende Thieleman den Vriese doe si voeren op Rodenrevelt 18 sol. - uitgaven 1283-84. Van den wine Piter sheren Tielemans sone 57 lib., Tieleman sheren Heinrics Vriesen sone met Pieter ghemene hant te betalen - inkomsten 1284-85. Haer Heinric die Frese [Stadsrek. Dordrecht 1283-87, pagina 6, 9, 16, 18]. Jan en Heinric die Vriese, in 1278 schepenen van Dordrecht, enz. Auteur geeft oorzaken van de sterke verbreiding [Schaar van der-1959, pagina 45; vergelijk: Schaar van der-1953, pagina 127]. Lambert de Vrieze, financier te Utrecht, 13e eeuw [AGN, II, pagina 300]. Jc lambrecht die vriese ridder... verklaart dat Floris (V), graaf van Holland hem nog geld schuldig is - Holland, grafelijke kanselarij 1293 [J.W.J. Burgers, 'Enkele nieuwe aanvullingen op het 'Corpus-Gysseling'', in: Taal en Tongval 45 (1993), nr. 2, pagina 190]. Floris die Vries, vazal van de hertog van Gelre 1369-96 [Codex Gelre]. Goessen die Vriese, Zwolle 1449 [Maandrek. Zwolle 1449]. Pieter de Vries Willems zoon, schepen Den Haag 1568; Hendrik Cornelis' zoon de Vries, Den Haag 1570 (archief van het zusterhuis Sint Maria in Galilee) [Sernee-1920, pagina 52, 101]. Dirck de Vrieze, bewoner van het huis 'Aemsterdam' te Middelburg 1576 [Kohier 100ste penning Middelburg 1576, pagina 16]. Willem de Vries, aangeslagene bij de capitale impositie van 1585 te Amsterdam [Dillen van-1941, pagina 51]. Hits Harmensz de Vries, in 1616 wielmaker te Lisse, in 1622 waard in 't Roode Hart aldaar; zoon van Harman Wipsz de Vries van Oninga, geboren: Joure 1543, werd procureur en schout van Voorhout, in 1596 waard 'in de drije woultvryesen' (in de drie Woudfriezen) te Lisse [Hulkenberg-1975, pagina 18]. Gerrit Jacobsen vulgo de vries, doop dochter Ermelo 1731 [Hazeu-van Veldhuizen-1984, pagina 15]. Auteur van deze publicatie geeft 342 'varianten' van deze naam [Pieter Luinstra, Duizend jaar Oldekerk, Buitenpost 1980, pagina 128]. Menze Hendrikszn de Vries, huw. Lemmer 1752 [F. Inniger, Genealogie van het geslacht De Vries, afkomstig uit Lemmer (Friesland), Middelburg 1981; vergelijk: Med. CBG 36 (1982, nr. 2, pagina 5]. Jan Rijckelts de Vries (Urk 18e eeuw); zoon van Rijckelt (Richard) Jochems en diens tweede, Friese vrouw Femke Jans van Nijemirdum. Zij gaf haar zoon de doopnaam Jan de Vries, mogelijk om hem van een oudere halfbroer te onderscheiden; deze toenaam werd ook aan de tien volgende kinderen gegeven "waardoor de naam op het eiland tamelijk frequent werd" [T. de Vries, 'De naam De Vries', in: DMB 17 (1965), pagina ...104]. Naamsaanneming Grouw 1811: Durk Cornelis de Vries, tekent Vris; Johannes Douwes de Vries; Sybe Gerbens de Vries; enz. [Hoekema-1975, pagina 277]. Sjoerd Tjeerds de Vries, ovl. Grotegast 1850, gbv. Veenwouden (Friesland) [Kertiersteat Zwart-1988, pagina 60, nr. 124]. Aanvrager van
een familiewapen stamt af van Johannes Jans uit Veendam, huw.
Nieuwe Pekela 1759, wordt bij doop kind in 1764 Johannes Jans de
Vriese genoemd. Kleinzoon Agge Jans komt bij zijn huw. in 1821
voor met de fn. De Vries (Nieuwe Pekela) ['Wapenregister', in:
Jb. CBG 49 (1995), pagina 265]. Simon Philip, zich later noemende De Vries, geboren: Neede 1791; zoon van Philip Simon, herkomst onbekend & Berendina Joseph (van Gelder) [Goof Hagenaar, 'Rabbijn S. Ph. de Vries', Historische Kring Neede (1989), pagina 8]. Salomon Isaac, woonachtig: te Delft, neemt de familienaam De Vries aan (1811) [C.D. Goudappel, 'De naamsaanneming in 1811 in Delft', in: Delfia Batavorum Jaarboek 7 (1997), pagina 74]. Jacob de Vries (Pruissen 1796-Almelo 1866) = Ja'akov b. David; zoon van David en Rachel de Vries [Talmoed Touro Almelo 1845, pagina 96]. [Westfr. Fam. 25 (1984), nr. 2, pagina 33]. [T.H. de Vries,
Familie De Vries geboren en getogen te Akkerwoude en Murmerwoude,
Almere 1991]. [Nederlandse Genealogieën (KNGGW), deel 10 (1993)]. [NP 80 (1997); vergelijk: 'Wapenregister', in: Jb. CBG 52 (1998), pagina 275]. [H.H. Agterhof, 'Naamsaannemingen te Neede', in: Old-Nee (1984), nr. 14, pagina 14]. Sara de Vries-Mof, geboren: 22-2-1888, woonachtig: Ruijsdaelstraat 54-I voor, Amsterdam; Margaretha W. de Vries-Grabowsky, geboren: 2-2-1893, woonachtig: Delistraat 17-I, Amsterdam; Alida D.Ch. de Vries-Jesse, geboren: 5-3-1893, woonachtig: Kleine Wittenburgerstraat 2 A-III, Amsterdam; Margaretha de Vries-de Groote, geboren: 31-8-1894, woonachtig: Nieuwe Leliestraat 142-III, Amsterdam; Maria de Vries-Grabowsky, geboren: 1-5-1895, woonachtig: Rietlanden 42, Amsterdam; Marie H. de Vries-Arn, geboren: 25-2-1905, woonachtig: Drebbelstraat 202, Den Haag; Elisabeth Abrahamina de Vries-Lezwijn, geboren: 24-8-1908, woonachtig: G. Callenburgstraat 45-II, Amsterdam; Suzanna J. de Vries-van Meenen, geboren: 13-6-1910, woonachtig: Ruitersweg 37, Hilversum; Giertje G. de Vries-Crull, geboren: 30-11-1912, woonachtig: Wilhelminastraat 53-I, Amsterdam; Wladislawa de Vries-Jezerenitska, geboren: 27-1-1919, woonachtig: Loosduinseweg 373, Den Haag [Volkstelling-1947].
Over de identiteit en (ontbreken van) continuïteit van de 'Friezen' als volk vanaf de prehistorie - "Over de invallers weten we bitter weinig; als de term Franken in de 4e eeuw ingeburgerd was geraakt, werden er vooral mensen in het binnenland mee bedoeld, maar De Boone heeft er al op gewezen dat de benaming in eerste instantie ook of misschien vooral bewoners van de kuststeken gold: Friezen dus, en de Chauken aan hun oostzijde. Als direct bewijs mag gelden, dat we beider namen niet of nauwelijks nog vermeld zien. De actie van 172-74 was de laatste waarmee de Chauken-naam werd verbonden, terwijl de Friezen nog slechts eenmaal genoemd zouden worden, in de slotjaren van de derde eeuw. (...) Waar waren de Friezen inmiddels gebleven? Hun naam zou pas in de zesde eeuw weer in teksten opduiken, maar zijzelf, of beter gezegd hun nazaten, bestonden natuurlijk nog. De overgrote meerderheid zal op een of andere wijze aan de Frankische en Saksische raids hebben deelgenomen. Het kan ook zijn dat zij als groep een volksverhuizing hebben ondernomen, maar die is niet als zodanig opgetekend. (...) De Friezen mogen zich misschien tegenover de Romeinen met succes gehandhaafd hebben, tegen het water en de woelingen rond de eerste Frankische aanvallen op het Romeins imperium waren ze niet opgewassen. Alles overziend moet het oordeel luiden dat het Friese gebied rond het midden van de vierde eeuw nagenoeg onbewoond was. De aanname van een continuïteit tussen de Friezen van de eeuwen rond het begin van de jaartelling en die van nu, een idee waartegen men zich de afgelopen anderhalve eeuw voortdurend heeft geschurkt, is derhalve onhoudbaar. Het overgrote deel van de oorspronkelijke Friese bevolking zal zijn verstrooid over de wateren, schuilgaand onder Franken en Saksen. (...) Behoudens enkele tekens ontbreekt van al deze duizenden mensen (die elders terecht gekomen zouden zijn) ieder spoor, in die zin dat we in het Europese archeologische vondstbestand van de vierde, laat staan vijfde eeuw nergens iets uitgesproken 'Fries' herkennen. (...) Pas in de eerste helft van de vijfde eeuw werd het kweldergebied weer aantrekkelijk bevonden voor langdurige bewoning. Over de aard van de bevolking valt slechts te speculeren. Ongetwijfeld ging het om een zeer gemêleerd gezelschap, bestaande uit nieuwkomers uit de gehele Noordzeeregio en, misschien, ook uit verre nakomelingen van het die ooit de terpen hadden verlaten." [Ernst Taayke, 'Onder Friezen en Saksen. Friesland in de laat-Romeinse tijd', in: Jb. De Vrije Fries 80 (2000), pagina 9-28].
- "In de beeldvorming van de provincie veranderde in de negentiende eeuw iets wezenlijk. Onder invloed van de romantiek en van de eenwording van de Nederlandse natie schiepen zowel de Friezen als ook de buitenstaanders het beeld van een oeroude, authentieke samenleving. De Friese kleine burgerij en arbeiders begonnen zelf, als reactie op het verlies van politieke zelfstandigheid in de Bataafse tijd en vooral de economische periferisering, Friese cultuur in steeds sterker mate te zien als een rurale streekcultuur. (...) In deze beeldvorming namelijk werd een scherp onderscheid gemaakt tussen stad en platteland en werd het laatste gezien als een residu-gebied van oude Frieze zeden en gewoonten. Het is een sterk beeld gebleken, want tot in onze tijd houdt het, getuige bijvoorbeeld het succes van het boek van Geert Mak over Jorwerd, in essentie moeiteloos stand: Friesland is 'oer'" [Meindert Schroor, 'Noord-Nederland: een demografisch reservaat? Kanttekeningen bij het Friese genoom', ibid. pagina 29-54].
Kenmerken van ‘De Vries’ Specifieke componenten: Vergelijk:
Varianten en/of samenstellingen: Ansems de Vries, Van Breda Vriesman, Brekelmans alias de Vries, Freese, De Freese, Freesemann, Freesen, Freeze, Frese, Fresen, Fries, De Fries, Friese, Friesema, Frieseman, Friesemann Viëtor, Friesen, Friezema, Friezen, Kets de Vries, Vd Laan de Vries, Ott de Vries, Penning de Vries, De Ringh de Vries, Rooseboom de Vries, Schottee de Vries, Semeijns de Vries van Doesburgh, Van Thiel de Vries, Vrees, De Vrees, De Vreese, Vreesen, Vreeze, De Vreeze, Vreezen, Vries, De Vries Broekman, De Vries Danil, De Vries Feijens, De Vries Humel, De Vries van Leeuwen, De Vries Lentsch, De Vries Reilingh, De Vries Robbé, De Vries Robles, De Vries Stadelaar, Vd Vries, Vriese, De Vriese, Vriesema, Vriesen, Vriesenga, Vriesinga, Van Vriesland, Vriesma, Vriesman, Vriessen, Vrieze, De Vrieze, Vriezema, Vriezen, Vriezenga, Vrijs, De Vrijs, Vd Vuurst de Vries, Wallis de Vries, Wiggers de Vries.
Naamsverspreiding over Nederland.
De familienaam 'de Vries' komt het meest in deze gebieden voor:Drachten (731) Gorredijk (586) Amsterdam (519) Groningen (443) Emmeloord (330) Dedemsvaart (322) Grouw (307) Hoogezand (300) Joure (296) Enschede (266).
Frequentie van de naam de Vries in de postcodegebieden:
|
Groninger Archieven |
||||
|
||||
779 Plaatsingslijst van het archief van het timmerbedrijf De Vries, vanaf 1823 Schutte te Foxhol, 1800 - 1878
Groninger Archieven |
||||
|
||||
616 Inventaris van het huisarchief van de Bredenborg te Warffum, 1610-1927. 617 Supplement-inventaris van het huisarchief van de Bredenborg te Warffum, 1839-1875. |
Algemene bron:
Meertens Instituut
Deze pagina maakt deel uit van www.nazatendevries.nl. |
|||
Hoogeveen, 19 oktober 2013 |
↑ Top |